Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [19]Maar het is geschied, als Nebukadrezar, de koning van Babel, naar dit land optoog, dat wij [20]zeiden: Komt, en laat ons naar Jeruzalem trekken [21]vanwege het heir der Chaldeen, en vanwege het heir der [22]Syriers; alzo zijn wij te Jeruzalem gebleven. 19. Hier geven zij reden waarom zij in deze ene zaak, [namelijk dat zij nu niet in hutten woonden, maar zich binnen Jeruzalem hadden begeven] huns voorvaders bevel, voor dezen tijd niet zijn nagekomen; tonende daarmede dat het een menselijke ordinantie was, die zij ter nood en naar gelegenheid der zaken, zonder tegen hun plicht te doen, wel mochten verlaten, om Gods wet niet te overtreden, zulks ook Jonadabs oogmerk en Gode aangenaam was. 20. Te weten tot elkander. 21. Hebreeuws, van, of voor het aangezicht, dat is, om hun te ontgaan, uit vrees van hun overlast en tirannie. 22. Hebreeuws, Aram; zie Gen.10:22.